Arno en José Olierhoek waren zeventien jaar hét gezicht van de Novy in Heinkenszand. Vier jaar geleden verkocht het ondernemersechtpaar de winkel in speelgoed en huishoudelijke artikelen. Noodgedwongen? Mwa… dat is een groot woord, maar ze hadden het liever anders gezien.

TEKST EN FOTO: Rachel van Westen

De eerste tien jaar liep de winkel als een trein, maar daarna werd het steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden. De concurrentie van grote ketens zoals de Action en het Kruidvat was moordend en mensen gingen steeds meer online shoppen. Daarnaast kreeg de Novy een andere leverancier, die de zaakjes niet zo goed op orde had. “Bestellingen werden slecht geleverd en we kregen er steeds meer last van dat er geen sterke organisatie achter ons stond”, zegt Arno daarover. “Al met al werd het steeds moeilijker en dan krauw je van alles uit je kont om het toch voort te kunnen zetten. We hebben de koopjesmarkt gehad en verhuurden het pand waar vroeger de bakkerij in zat. Maar de omzet daalde zo hard, dat was niet meer op te vangen. Dus toen we de kans kregen om het pand te verkopen, hebben we de knoop doorgehakt.”

Terugblikken

Als je zo hebt geknokt voor je bedrijf, maar uiteindelijk toch moet opgeven, lijkt een verbitterd gevoel op zijn plaats, maar dat is absoluut niet het geval bij de Olierhoekjes.
“Nee, zeker niet”, benadrukt Arno. “We kijken echt met een goed gevoel terug. We woonden boven de winkel en daardoor waren we er altijd voor de kinderen. Dat vonden we belangrijk en dat is ons altijd gelukt, zelfs met een zaak erbij.”
José knikt instemmend. “Barry was drie en Rick was nog geen jaar toen we de winkel begonnen. Het was hartstikke leuk om samen te ondernemen en er toch altijd voor de kinderen te kunnen zijn. Die combinatie was ideaal. Ik heb ook altijd genoten van de gezelligheid en het contact met de klanten.”
“Die omgang met mensen vond ik ook heerlijk”, beaamt Arno. “En het echte ondernemen, daar had ik ook plezier in. Even snel om sleetjes rijden als het plotseling ging sneeuwen of gauw zwembadjes inslaan als er een hittegolf op komst was. Dan maakte het niet uit of je zestig tot tachtig uur in de week werkte, want je had het gewoon enorm naar je zin.

Werk na de winkel

Na de sluiting van de winkel ging José aan de slag bij een accountantskantoor. “Ik had al die jaren de boekhouding gedaan, dus dat was niet nieuw voor me. Het was een leuke baan, maar na anderhalf jaar ging ik toch de reuring missen en de drukte die ik altijd gewend was in de winkel. Daarom ben ik de horeca ingegaan”, zegt ze met een grote glimlach. “Ik werk nu bij een hotel als allround medewerkster. Superleuk.”

Het winkeltje van Arno

Ook Arno miste de omgang met mensen in zijn nieuwe baan. “Ik had contact met de klanten via de mail en soms via de telefoon, dus de drukte om me heen miste ik wel. Verder was het hartstikke leuk werk, maar toen ik werd benaderd of ik het beheer van de voetbalkantine op me wilde nemen, hoefde ik niet lang na te denken. Die voetbalkantine is nu mijn winkeltje en dat vind ik hartstikke leuk. Ik combineer het beheer van de kantine met een baan als bezorger bij de bakkerij en heb het super naar mijn zin.”

Hobby’s

Op de vraag of er nog tijd is voor hobby’s schieten ze allebei in de lach en roepen ze: “Voetbal, voetbal, voetbal.” Zelf kan Arno helaas niet meer spelen door artrose in zijn knie. “Tja, ik ben geen 24 meer. Nu ben ik gaan fietsen. Dat vind ik niet echt leuk, maar als je klaar bent en voelt dat je gesport hebt, ja, dat is heerlijk. Dus laat ik maar zeggen dat fietsen mij hobby is.” En José? Heeft zij nog hobby’s? Ze schatert het uit als ze zegt: “Ja zeker, mijn hobby is naar de voetbalkantine gaan.”

Koop lokaal

Na afloop van het interview doen Arno en José nog een oproepje. “Heinkenszand is groot geworden omdat je hier alles hebt. Daarom willen mensen op Heinkenszand komen wonen”, zegt José. “Mensen zijn zich er wel van bewust dat je alles hebt op Heinkenszand, maar vergeten wel eens dat iedereen moet meehelpen om het zo te houden.” Arno voegt daaraan toe: “Denk eraan om op het dorp te kopen, voor het te laat is.”